Le considérant 2 précise qu'afin "d'assurer une protection efficace, proportionnée et dissuasive des intérêts financiers de l'Union, le droit pénal des États membres devrait continuer à compléter la protection offerte par le droit administratif et civil contre les types les plus graves d'agissements liés à la fraude, tout en évitant les incohérences dans et entre ces secteurs du droit".
In overweging 2 wordt dit nader toegelicht als volgt: “om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Unie op doeltreffende, evenredige en afschrikkende wijze worden beschermd, dient het strafrecht in de lidstaten de civiel- en bestuursrechtelijke bescherming tegen de ernstigste fraudegerelateerde gedragingen te blijven aanvullen, waarbij inconsistenties binnen en tussen deze rechtsgebieden dienen te worden vermeden”.