Le juge a quo demande à la Cour si l'article 57, § 2, de la loi sur les C. P.A.S. est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus ou non en combinaison avec d'autres dispositions constitutionnelles ou avec des dispositions de droit international, en tant qu'il établit une différence de traitement entre, d'une part, les étrangers qui séjournent illégalement dans le Royaume et ont introdu
it une « demande de régularisation » sur la base de l'article 9, alinéa 3, de la loi du 15 décembre 1980 et, d'autre part, les étrangers qui séjournent illégalement dans le Royaume et ont introduit une demande de régularisation sur la bas
...[+++]e de la loi du 22 décembre 1999, dans l'interprétation selon laquelle une aide sociale complète serait garantie à cette dernière catégorie de personnes et non à la première pendant l'examen de leur demande de régularisation.De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 57, § 2, van de O.C. M.W.-wet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere grondwetsbepalingen of bepalingen van internationaal recht, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, vreemdelingen die illegaal in het Rijk verblijven en
een « aanvraag tot regularisatie » hebben ingediend op basis van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 en, anderzijds, vreemdelingen die illegaal in het Rijk verblijven en een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend op grond van de wet van 22 december
...[+++]1999, zo geïnterpreteerd dat aan deze laatste categorie van personen en niet aan de eerste categorie, tijdens het onderzoek van hun aanvraag tot regularisatie, volledige maatschappelijke dienstverlening zou zijn gewaarborgd.