L'exposé des motifs précise que « dans la pratique le juge d'instruction n'est amené à prendre ce genre de décision que lorsque la permanence de service du juge de la jeunesse n'est pas assurée, soit généralement les jours fériés », et que « cette intervention a lieu, conformément aux dispositions légales, en cas d'extrême urgence » (ibid.).
In de memorie van toelichting wordt gepreciseerd dat « in de praktijk [.] de onderzoeksrechter slechts ertoe [wordt] gebracht een dergelijke maatregel te nemen wanneer door de jeugdrechter de dienst niet wordt verzekerd, namelijk gewoonlijk op feestdagen. Deze tussenkomst geschiedt, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, in geval van hoogdringendheid » (ibid. ).