(95) Rencontrant le grief formé contre l'article 57, § 2, de la loi du 8 juillet 1976 sous visa des articles 10 et 11 de la Constitution combinés avec l'article 11.1 du Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels, l'arrêt 51/94 du 29 juin 1994 note en effet : « Le droit à un niveau de vie suffisant et à une amélioration constante des conditions d'existence reconnu par le Pacte « à toute personne » ne peut raisonnablement s'entendre sans restriction.
(95) Met betrekking tot het bezwaar tegen artikel 57, § 2, van de wet van 8 juli 1976 in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in combinatie met artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag aangaande de economische, sociale en culturele rechten, wordt in arrest 51/94 van 29 juni 1994 vastgesteld : « Het recht op een behoorlijke levensstandaard en op steeds betere levensomstandigheden dat door het Verdrag wordt erkend ten aanzien van « eenieder » kan in redelijkheid niet onbeperkt worden opgevat.