Les diplômes classés par l'article 131 du décret du 12 juin 1991 relatif aux universités dans la Communau
té flamande dans le groupe de financement A se voient attribuer le facteur de pondération un, les diplômes du groupe de financement B le facteur de pondération deux, les diplômes du groupe de financement C le facteur de pondér
ation trois; 2° la part en pourcentage de chaque université, excepté la 'Katholieke Universiteit Brussel', dans le nombre de diplômes de doctorat conférés au cour
s des quatre années ...[+++]académiques écoulées définies au § 4; le facteur de pondération visé au 1° du présent paragraphe s'applique également à ces diplômes. 3° la part en pourcentage de chaque université, excepté la 'Katholieke Universiteit Brussel', dans les allocations annuelles de fonctionnement accordées conformément à l'article 130 du même décret du 12 juin 1991, au cours des quatre années civiles définies au § 4 qui précèdent l'année budgétaire; 4° la part en pourcentage de chaque université, excepté la 'Katholieke Universiteit Brussel', dans le nombre de premières désignations au grade du personnel académique autonome de : a) personnes qui obtenaient leur titre de docteur à une autre université que celle qui leur désigne; b) personnes qui obtenaient leur titre de docteur à l'université de désignation, mais qui, durant les cinq dernières années, ne faisaient pas partie du personnel de cette université ou d'une autre, ni d'un hôpital universitaire, d'un institut supérieur, d'une organisation de recherche publique ou d'une organisation de recherche recevant un financement structurel inscrit au budget flamand; c) personnes du sexe féminin.Diploma's die overeenkomstig artikel 131 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap behoren tot de financieringsgroep A krijgen wegingsfactor één, diploma's behorend tot de financieringsgroep B krijgen wegingsfactor twee, en diploma's behorend tot de financieringsgroep C krijgen wegingsfactor drie; 2° het procentuele aandeel van iedere universiteit, uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel in het aantal doctoraatsdiploma's die tijdens de in § 4 gedefinieerde vier afgesloten academiejaren werden afgeleverd; op deze diploma's wordt dezelfde wegingsfactor toegepast als deze vermeld onder 1° van deze paragraaf; 3° het procentuele aandeel van iedere universiteit, uitgezonderd de Katholieke
...[+++]Universiteit Brussel, in de jaarlijkse werkingsuitkeringen die overeenkomstig artikel 130 van hetzelfde decreet van 12 juni 1991 werden toegekend tijdens de in § 4 gedefinieerde vier kalenderjaren welke die aan het begrotingsjaar voorafgaan; 4° het procentueel aandeel van elke universiteit, uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het aantal eerste aanstellingen in een graad van het zelfstandig academisch personeel van : a) personen die promoveerden tot doctor aan een andere dan de aanstellende universiteit; b) personen die aan de aanstellende universiteit promoveerden tot doctor, maar gedurende de laatste vijf jaar ten minste drie jaar geen deel uitmaakten van het personeel bij deze of een andere universiteit, een universitair ziekenhuis, een hogeschool, een publieke onderzoeksorganisatie of een onderzoeksorganisatie die structurele financiering krijgt vanuit de Vlaamse begroting; c) personen van het vrouwelijk geslacht.