Là où elles sont en contact avec le mannequin, les sangles des dispositifs de retenue pour enfants devront avoir une largeur minimale de 25 mm pour les groupes 0, 0 + et I, et de 38 mm pour les groupes II et III. On détermine ces dimensions lors de l’épreuve de charge de rupture prescrite au paragraphe 8.2.5.1 sans arrêter la machine, et sous une charge égale à 75 % de la charge de rupture de la sangle.
De minimumbreedte ter hoogte van de riemen van het kinderbeveiligingssysteem die met de dummy in aanraking komen, bedraagt 25 mm voor de groepen 0, 0+ en I en 38 mm voor de groepen II en III. De breedte wordt gemeten tijdens de in punt 8.2.5.1 voorgeschreven test van de riemsterkte, zonder de machine te stoppen en bij een belasting die gelijk is aan 75 % van de breukbelasting van de riem.