Il n'est donc pas raisonnablement justifié que, lorsque deux conjoints sont en communauté de biens, le capital de l'assurance-groupe obligatoire que souscrit l'employeur de l'un d'eux au bénéfice de son travailleur en vue de financer une pension complémentaire payée lorsque l'affilié atteint un âge déterminé, soit considéré comme un bien propre qui ne donnerait lieu à une récompense que si les versements effectués à titre de prime et prélevés sur le patrimoine commun étaient « manifestement exagérés eu égard aux facultés de celui-ci ».
Het is dan ook niet redelijk verantwoord dat, wanneer twee echtgenoten gemeenschap van goederen hebben, het kapitaal van de verplichte groepsverzekering die de werkgever van één van hen aangaat ten voordele van zijn werknemer ter financiering van een aanvullend pensioen dat wordt betaald bij het bereiken van een bepaalde leeftijd door de aangeslotene, zou worden beschouwd als een eigen goed dat slechts aanleiding zou geven tot vergoeding indien de premiebetalingen die ten laste van het gemeenschappelijke vermogen zijn gedaan « kennelijk de mogelijkheden ervan te boven [zouden] gaan ».