2. Les États membres veillent à ce que les titulaires d'un titre de formation universitaire ou d'un niveau reconnu équivalent en pharmacie remplissant les conditions de l'article 52 soient habilités au moins à l'accès et à l'exercice des activités visées au paragraphe 3 , sous réserve, le cas échéant, de l'exigence d'une expérience professionnelle complémentaire.
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de houders van een universitaire opleidingstitel of van een titel van een als gelijkwaardig erkend niveau op het terrein van de farmacie, die voldoet aan de in artikel 52 gestelde voorwaarden, ten minste gerechtigd zijn tot de toegang tot en de uitoefening van de in lid 3 bedoelde werkzaamheden, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de eis van aanvullende beroepservaring.