Les travaux préparatoires de l'article 5 du Code pénal indiquent que le législateur entendait lutter contre la « criminalité organisée », s
oulignant qu'il est généralement impossible de s'y attaquer sérieusement « en raison de l'impossibilité d'eng
ager des poursuites pénales contre des personnes morales », ce qui
« assure souvent l'impunité de certains comportements criminels, malgré les troubles sociaux et économiques souvent très
...[+++] graves qu'ils provoquent » (Doc. parl., Chambre, 1998-1999, n° 2093/5, p. 2).
De parlementaire voorbereiding van artikel 5 van het Strafwetboek geeft aan dat de wetgever de « georganiseerde criminaliteit » wilde bestrijden, waarbij wordt onderstreept dat het meestal niet mogelijk is ze grondig aan te pakken « wegens de onmogelijkheid strafrechtelijke vervolgingen in te stellen tegen rechtspersonen », wat « [ertoe] leidt [...] dat bepaalde vormen van crimineel gedrag dikwijls onbestraft blijven, niettegenstaande de vaak zeer ernstige verstoring van de maatschappelijke en economische orde waarmee deze criminaliteitsvormen gepaard gaan » (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 2093/5, p. 2).