Parmi ces modalités, certaines répondent à la spécificité de la mesure de mobilité externe projetée, et en particulier au fait que deux tribunaux sont dans ce cas concernés : ainsi la désignation doit être faite « de commun accord » entre les chefs de corps concernés, et le dernier alinéa de l'article 100, § 2, envisage également l'hypothèse d'un désaccord ou d'un refus, en confiant la décision dans ce cas au premier président de la cour d'appel ou au procureur général près celle-ci.
Van die nadere regels beantwoorden sommige aan de specificiteit van de geplande maatregel van externe mobiliteit, en in het bijzonder aan het feit dat in dat geval twee rechtbanken betrokken zijn : zo dient de aanwijzing te gebeuren « in onderling overleg » tussen de betrokken korpschefs en neemt het laatste lid van artikel 100, § 2, ook het geval van onenigheid of een weigering in aanmerking, door in dat geval de beslissing toe te vertrouwen aan de eerste voorzitter van het hof van beroep of aan de procureur-generaal bij dat Hof.