Entre la voie de la privatisation et celle du maintien du service public organique, le législateur a opté en 1991 pour une solution raisonnable, dont l'objectif était de concilier au mieux intérêt général et modernité, en tentant d'assurer d'une part la compétitivité des entreprises publiques dans leurs activités en concurrence et, d'autre part, d'améliorer les conditions dans lesquelles elles ont à assumer leurs missions de service public.
De wetgever heeft in 1991 gekozen voor een redelijke oplossing die het midden hield tussen de privatisering en het behoud van de organieke openbare dienst en die er vooral op gericht was het algemeen belang en een moderne aanpak zo goed mogelijk met elkaar te verzoenen. Daarbij was het zaak eensdeels de concurrentiekracht van de overheidsbedrijven in hun concurrerende activiteiten veilig te stellen en anderdeels de omstandigheden te verbeteren waarin ze hun opdrachten van openbare dienst moesten vervullen.