L'un des grands changements introduits par le décret du 4 janvier 1999 concerne la « dévolution des emplois », décrite par l'article 28 de ce décret (Doc. parl., Parlement de la Communauté française, 1998-1999, n° 274-1, pp. 3 et 8), qui traduit l'idée que « le seul classement qui mérite d'être retenu est celui de l'ancienneté », puisque « [l]e brevet [a] pour objet de retenir tous les candidats capables d'exercer les fonctions et aucun autre » (ibid., n° 274-1, pp. 3 et 8; ibid., n° 274-9, p. 4).
Een van de grote veranderingen ingevoerd bij het decreet van 4 januari 1999 betreft de « toewijzing van de betrekkingen » beschreven in artikel 28 van dat decreet (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 1998-1999, nr. 274-1, pp. 3 en 8), dat het idee tot uitdrukking brengt dat « de enige rangschikking die in aanmerking dient te worden genomen die van de anciënniteit is », aangezien « het brevet ten doel heeft alle kandidaten die bekwaam zijn om de ambten uit te oefenen, en geen enkele andere, in aanmerking te nemen » (ibid., nr. 274-1, pp. 3 en 8; ibid., nr. 274-9, p. 4).