En disposant que l'expropriation est poursuivie selon les règles prévues par la loi du 26 juillet 1962, le législateur décrétal semble empiéter sur les compétences fédérales puisqu'il écarte implicitement l'application des règles prévues par d'autres lois relatives à l'expropriation : la loi du 17 avril 1835 sur l'expropriation pour cause d'utilité publique et la loi du 10 mai 1926 instituant une procédure d'urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique.
Door te bepalen dat de onteigening volgens de bij de wet van 26 juli 1962 vastgestelde regels geschiedt, lijkt de decreetgever inbreuk te maken op de federale bevoegdheden, aangezien hij op impliciete wijze de toepassing van de bij andere wetten inzake onteigening vastgestelde regels weert : de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte en de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemeenen nutte.