Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité de l'article 342, § 3, du CIR 1992 avec les articles 10, 11 et 172 de la Constitution, en ce que cette disposition instaure des minima imposables et prive le contribuable de la possibilité d'établir le caractère arbitraire de la taxation opérée par l'administration fiscale, alors que les autres contribuables imposés d'office mais pas sur la base desdits minima disposent de cette faculté.
De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 342, § 3, van het WIB 1992 met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre die bepaling belastbare minima invoert en de belastingplichtige de mogelijkheid ontzegt om het willekeurige karakter van de door de belastingadministratie gevestigde aanslag aan te tonen, terwijl de andere belastingplichtigen die ambtshalve zijn belast, maar niet op grond van die minima, die mogelijkheid wel genieten.