M. De Vos analyse en détail la problématique de la condition de faute éventuelle et souscrit à la jurisprudence de la Cour de cassation, en affirmant que le caractère fautif ou non de la conduite incriminée ne constitue pas en tant que tel un critère d'appréciation de l'arbitraire du licenciement (Anthologie droit du travail, juillet 1995-juillet 1996, Or. 1997, p. 7 et suivantes, nº 23 et « Het gedrag dat het ontslag van een voor onbepaalde tijd in dienst genomen werkman niet willekeurig maakt », R.W. 1996-97, 737 et suivantes, n 3 et 4).
M. De Vos bespreekt uitvoerig de problematiek van de eventuele foutvereiste en onderschrijft de rechtspraak van het Hof van Cassatie waar hij stelt dat het foutief of niet-foutief karakter van het verweten gedrag op zich beschouwd, geen criterium is voor de beoordeling van de willekeurigheid van het ontslag (Bloemlezing arbeidsrecht, juli 1995-juli 1996, Or. 1997, 7 e.v. nr. 23 en « Het gedrag dat het ontslag van een voor onbepaalde tijd in dienst genomen werkman niet willekeurig maakt », R.W. 1996-97, 737 e.v., nrs.3 en 4).