2. Les États membres veillent toutefois à ce qu’un nombre suffisant de stations de mesure des concentrations de PM en zone urbaine, nécessaires pour le calcul de l’indicateur d’exposition moyenne, soit installé d’ici au 1er janvier 2009 au plus tard, conformément à l’annexe V, section B, et ce, afin de respecter les délais et les conditions visés à l’annexe XIV, section A.
2. De lidstaten zien er evenwel op toe dat er ten laatste op 1 januari 2009 voldoende PM-meetstations voor stedelijkeachtergrondconcentraties zijn geïnstalleerd voor het berekenen van de gemiddelde-blootstellingsindex overeenkomstig deel B van bijlage V, teneinde te voldoen aan het tijdpad en de voorwaarden van deel A van bijlage XIV.