1. Selon la doctrine (3), le pouvoir donné au Roi, en vertu de l'article 114bis de la loi provinciale de désigner parmi tous les établissements et services provinciaux à caractère industriel ou commercial ceux qui seront organisés en régies, doit se comprendre comme ne portant pas atteinte à l'autonomie provinciale, la province créant librement les régies et le Roi n'intervenant que pour désigner parmi les « régies de fait » celles qui seront organisées en « régies dites de droit ».
1. Volgens de rechtsleer(3) moet de bevoegdheid die krachtens artikel 114bis van de provinciewet aan de Koning wordt verleend om te bepalen welke provinciale inrichtingen en diensten van industriële of commerciële aard als een provinciebedrijf worden georganiseerd, aldus verstaan worden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de provinciale autonomie, met dien verstande dat de provincie vrijelijk provinciebedrijven opricht en de Koning zich ertoe bepaalt aan te wijzen welke « feitelijke provinciebedrijven » georganiseerd worden als « zogenaamde provinciebedrijven naar recht ».