« § 4 bis. Si, au cours de l'audition d'une personne qui n'était pas considérée initialement comme un suspect, il s'avère que certains éléments laissent présumer que des faits peuvent lui être imputés, cette dernière doit être informée des droits dont elle jouit en vertu du § 2 et, la cas échéant, du § 3, et la déclaration écrite visée au § 4 lui est remise».
« § 4 bis. Indien tijdens het verhooor van een persoon, die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem feiten ten laste kunnen worden gelegd, dan moet hij ingelicht worden van de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en, in voorkomend geval, § 3 en wordt hem de schriftelijke verklaring overhandigd, bedoeld in § 4».