Lors d'une récente interpellation (no 208, Chambre, 1995-1996, Commission de l'Intérieur, Annales parlementaires du 24 janvier 1996), le ministre estimait en sa réponse à propo
s de l'augmentation inquiétante en cette fin d'année 1995 des attaques à mains armées et signes alarmants de l'apparition d'une criminalité- ou de la résurgence d'une criminalité - organisée utilisant des méthodes d'apparences militaires «qu'il n'était pas question de donner
crédit à une rumeur selon laquelle les coups de mains seraient réal
...[+++]isés par des groupes terroristes préparant un butin de guerre pour des actions futures et/ou pour l'entretien d'organisations terroristes..».Naar aanleiding van een recente interpellatie (nr. 208, Kamer, 1995-1996, Commissie voor de Binnenlandse Zaken, Parlementaire handelingen van 24 januari 1996), antwoordde de minister in verband met de onrustbarende stijging eind 1995 van het aantal gewapende overvallen en de alarmerende tekenen van het opduiken of opnieuw opduiken van een «georganiseerde» misdadigheid waarbij gebruik wordt gemaakt van militair aandoende
methoden, dat geen geloof moet worden gehecht aan geruchten volgens welke die aanvallen gepleegd worden door «terroristische groeperingen» die een «oorlogsbuit» willen binnenhalen met het oog op toekomstige acties en/of d
...[+++]e instandhouding van «terroristische organisaties».