Si la demande est acceptée par l'instance compétente, tous les droits au paiement ordinaires flamands que le demandeur possède et exploite le 21 avril de l'année dans laquelle intervient la demande de réserve, et qui ont une valeur unitaire inférieure à 90 % de la moyenne régionale, sont majorés jusqu'à 90 pour cent au maximum de cette moyenne régionale, en tenant compte d'une éventuelle délimitation budgétaire de la réserve.
Als de aanvraag door de bevoegde instantie wordt aanvaard, worden alle gewone Vlaamse toeslagrechten die de aanvrager op 21 april van het jaar waarin hij de reserveaanvraag indient in eigendom en in gebruik heeft, en die een eenheidswaarde hebben lager dan 90 procent van het regionale gemiddelde, opgehoogd tot maximaal 90 procent van dat regionale gemiddelde, rekening houdend met een eventuele budgettaire begrenzing van de reserve.