Si l'on admet que la loi organique du 18 juillet 1991 est fondée sur l'article 60 de la Constitution, en vertu duquel la Chambre et le Sénat règlent leur fonctionnement propre, en vertu duquel ils ont choisi de créer, par voie de la loi, un instrument commun qui doit les assister dans leur mission de contrôle du pouvoir exécutif, faut-il en conclure que la qualification « 78 » permet à la Chambre des représentants de déterminer par priorité à quelles conditions et de quelle manière le Sénat règle son fonctionnement propre ?
Als men aanneemt dat de organieke wet van 18 juli 1991 grondwettelijk gebaseerd is op artikel 60 waarbij Kamer en Senaat elk hun werking regelen, waarbij zij ervoor geopteerd hebben om bij wet een gemeenschappelijk instrument te creëren dat hen in hun toezicht op de uitvoerende macht moet bijstaan, kan men dan concluderen dat de kwalificatie « 78 » de Kamer van volksvertegenwoordigers toelaat om bij voorrang te bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze de Senaat zijn eigen werking regelt ?