Le juge a quo s'interroge sur le point de savoir si l'article 19, § 5, alinéa 6, de la loi précitée viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il ne permet pas au tribunal civil de ne prononcer que l'amende la plus forte pour des infractions qui constituent « la manifestation successive et continue de la même intention délictueuse », alors que, s'agissant d'infractions pénales, l'article 65 du Code pénal prévoit une absorption des amendes pénales plus légères par l'amende la plus forte pouvant être infligée pour une seule des infractions distinctes.
De verwijzende rechter vraagt zich af of artikel 19, § 5, zesde lid, van de voormelde wet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het de burgerlijke rechtbank niet de mogelijkheid biedt om enkel de zwaarste geldboete uit te spreken voor overtredingen die « de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig opzet » zijn, terwijl, met betrekking tot strafrechtelijke inbreuken, artikel 65 van het Strafwetboek voorziet in een opslorping van de lichtere strafrechtelijke geldboeten door de zwaarste geldboete die voor één van de onderscheiden inbreuken kan worden opgelegd.