1
. « L'article 9 (la liste des substances et méthodes interdites telle qu'elle est contenue dans l'arrêté ministériel du 27 novembre 2013 établissant la liste des substances et méthodes interdites, M.B. 9 décembre 2013, 97492 (liste des substances et méthodes interdites au moment des faits)) combiné avec les articles 46 et 47 du décret du 13 juillet 2007 relatif à la pratique du sport dans le respect des impératifs de santé et d'éthique, interprété en ce sens que, par suite de ces articles, un sportif qui fait l'objet de poursuites disciplinaires et est d
...[+++]éfinitivement condamné en raison de substances qui sont interdites tant par suite de la liste des substances et méthodes interdites, visée à l'article 9 du décret antidopage du 25 mai 2012 (établie par l'arrêté ministériel du 27 novembre 2013 établissant la liste des substances et méthodes interdites, M.B. 9 décembre 2013, 97492 (liste des substances et méthodes interdites au moment des faits)),1. « Schendt artikel 9 (de verboden lijst zoa
ls opgenomen in het ministerieel besluit van 27 november 2013 houdende vaststelling van de verboden lijst, BS 9 december 2013, 97492 (verboden lijst ogenblik van de feiten)) juncto 46 en 47 van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch en ethisch verantwoorde sportbeoefening, geïnterpreteerd in di
e zin dat door deze artikelen een sporter die tuchtrechtelijk vervolgd wordt en definitief veroordeeld wordt voor substanties die zowel verboden zijn ingevolge de verboden lijst, als bedoeld in a
...[+++]rtikel 9 van het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 (bepaald in het ministerieel besluit van 27 november 2013 houdende vaststelling van de verboden lijst, BS 9 december 2013, 97492 (verboden lijst ogenblik van de feiten)) [...] als verboden zijn ingevolge de drugwet, niet langer strafrechtelijk vervolgd kan worden door het Openbaar Ministerie en gestraft kan worden door de rechtbanken op basis van de drugwet en het KB 1974, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, in zoverre de toepassing ervan de residuaire bevoegdheid van de federale wetgever in het gedrang brengt ?