Lorsque le recrutement et l’entraînement pour le terrorisme visent un enfant, les États membres devraient veiller à ce que les juges puissent tenir compte de cette circonstance lorsqu’ils prononcent une condamnation à l’encontre des auteurs des infractions, même s’ils ne devraient pas être tenus d’augmenter la peine prononcée.
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat bij werving en training voor terrorisme die gericht zijn op kinderen, de rechters bij de straftoemeting van de daders met deze omstandigheid kunnen rekening houden, zonder dat zij echter verplicht zijn een hogere straf op te leggen.