Lorsqu'aucun mémoire en réponse ou en réplique n'a été introduit, ou lorsqu'un mémoire en réponse ou en réplique a été écarté des débats, conformément à l'article 13, § 3, le président de chambre arrête par ordonnance, à l'expiration du délai du mémoire non introduit ou après que le mémoire a été écarté des débats, le jour, le lieu et l'heure de la séance.
Indien geen memorie van antwoord of wederantwoord werd ingediend of indien een memorie van antwoord of wederantwoord overeenkomstig artikel 13, § 3, uit de debatten werd geweerd, bepaalt de kamervoorzitter, na het verstrijken van de termijn van de niet ingediende memorie of nadat de memorie uit de debatten werd geweerd, bij beschikking de dag, de plaats en het uur van de zitting.