Lorsque les membres de la famille visés à l'article 10, § 1, 4° à 6°, d'un étranger autorisé à séjourner en Belgique pour une durée limitée, fixée par la présente loi ou en raison de circonstances partic
ulières propres à l'intéressé ou en rapport avec la nature ou la durée de ses activités en Belgique, introduisent une demande d'autorisation de séjour de plus de trois mois,
cette autorisation doit être accordée s'ils apportent la preuve que l'étranger rejoint dispose d'un loge
ment suffisant pour ...[+++]recevoir le ou les membres de sa famille qui demandent à le rejoindre ainsi que d'une assurance maladie couvrant les risques en Belgique pour lui-même et les membres de sa famille, et pour autant que celui-ci ou ceux-ci ne se trouvent pas dans un des cas visés à l'article 3, alinéa 1, 5° à 8°, ou ne sont pas atteints d'une des maladies pouvant mettre en danger la santé publique, énumérées au point A de l'annexe à la présente loi.Wanneer de in artikel 10, § 1, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van een vreemdeling die gemachtigd werd in België te verblijven voor een beperkte duur ingevolge deze wet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België, een machtiging tot ve
rblijf van meer dan drie maanden aanvragen, moet die machtiging toegekend worden indien zij het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt, over voldoende huisvesting beschikt om het familielid of de familieleden, die gevraagd hebben om zich bij hem te komen voegen, te herbergen en dat hij over een ziektekost
...[+++]enverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt, voorzover die zich niet in één der in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8° voorziene gevallen bevinden, of lijden aan één van de ziekten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en die worden opgesomd in punt A van de bijlage aan deze wet.