En effet, l'article 6, § 1er, alinéa 2, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence dispose que lorsqu'une personne sollicite le minimum de moyens d'existence, le centre public d'aide sociale peut imposer à l'intéressé de faire valoir ses droits à l'égard des personnes qui lui doivent des aliments, celles-ci étant limitées au conjoint, aux ascendants et descendants du premier degré.
Artikel 6, § 1, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum bepaalt immers dat wanneer een persoon het bestaansminimum aanvraagt, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betrokkene kan vergen dat hij zijn rechten laat gelden op onderhoudsgeld vanwege daartoe gehouden personen, laatstgenoemden beperkt zijnde tot de echtgenoot, de ascendenten en descendenten in de eerste graad.