Art. 10. Les candidats membres du personnel n'étant pas en mesure de prouver leur connaissance du néerlandais au niveau requis du Cadre européen commun de référence pour les Langues d'une des manières citées aux articles 4, 5, 6, 7, 8 et 9, peuvent livrer la preuve de connaissance requise au moyen d'un test organisé par une instance désignée par le Ministre flamand chargé des affaires intérieures.
Art. 10. Kandidaat-personeelsleden die hun kennis van het Nederlands in het vereiste niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen niet kunnen bewijzen op een van de manieren opgenoemd in artikel 4, 5, 6, 7, 8 en 9, kunnen de vereiste kennis bewijzen in een test, afgenomen door een instantie die de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, aanduidt.