[7] L’«économie verte» est un modèle qui «garanti(t) croissance et développement, préserve la santé et le bien-être de l’homme, fourni(t) des emplois dignes de ce nom, rédui(t
) les inégalités et investi(t) dans la biodiversité et la protège, y compris les services écosystémiques qu’elle fournit (le capital naturel), pour sa valeur intrinsèque et sa contribution au bien-être de l’homme et à la prospérité économique» (définition tirée de la décision n° 1386/2013/UE du Parlement européen et du Conseil du 20 novembre 2013 relative à un programme d’action général de l’Union pour l’environnement à l’horizon 2020 «Bien vivre,
dans ...[+++] les limites de notre planète»).[7] De "groene economie" is een model dat "groei en ontwikkeling veiligstelt, de volksgezondheid en het welzijn waarborgt, voor fatsoenlijke banen zorgt, ongelij
kheden reduceert en investeert in biodiversiteiten, waaronder de hieruit voortvloeiende ecosysteemdiensten (natuurlijk kapitaal), omdat zij intrinsieke waarde bezit en een essentiële bijdrage levert aan het menselijk welzijn en de economische welvaart, en deze in stand houdt" (definitie uit Besluit nr. 1368/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed l
...[+++]even, binnen de grenzen van onze planeet").