Les trois questions préjudicielles invitent dès lors à comparer la situation des juges concernés par la disposition en cause, qui prévoit un mécanisme transitoire de mobilité par nomination subsidiaire dans lequel un juge qui était nommé aux tribunaux du travail de Verviers et d'Eupen et qui satisfait à la condition de connaissance de la langue allemande est nommé, sans son consentement et sans avoir posé sa candidature, en ordre subsidiaire au nouveau Tribunal de commerce d'Eupen et au Tribunal de première instance d'Eupen, avec :
In de drie prejudiciële vragen wordt bijgevolg verzocht de situatie van de rechters op wie de in het geding zijnde bepaling betrekking heeft, bepaling die voorziet in een overgangsmechanisme van mobiliteit door een benoeming in subsidiaire orde waarbij een rechter die benoemd was in de Arbeidsrechtbanken te Verviers en te Eupen en die voldeed aan de voorwaarden inzake de kennis van de Duitse taal, zonder zijn toestemming en zonder zich kandidaat te hebben gesteld, in subsidiaire orde wordt benoemd in de nieuwe Rechtbank van Koophandel te Eupen en in de Rechtbank van eerste aanleg te Eupen, te vergelijken met :