Art. 15. § 1. Lorsque le client est un établissement de crédit ou une institution financière de droit étranger visés à l'article 12, § 4, de la loi du 11 janvier 1993, la décision de nouer la relation d'affaires ou l'opération occasionnelle envisagée doit être fondée sur un dossier contenant les éléments permettant de démontrer que les obligations définies à l'article 12, § 4, de la loi du 11 janvier 1993 sont remplies.
Art. 15. § 1. Indien de cliënt een kredietinstelling of een financiële instelling naar buitenlands recht is als bedoeld in artikel 12, § 4, van de wet van 11 januari 1993, moet de beslissing om een zakenrelatie aan te knopen of om een voorgenomen occasionele verrichting uit te voeren, gebaseerd zijn op een dossier waarin elementen zijn opgenomen die aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die zijn opgelegd door artikel 12, § 4, van de wet van 11 januari 1993.