En effet, le principe de la préséance absolue, consacré à l'article 3, alinéa 2, de la loi du 9 juillet 1997, excède la juste proportion en ce qu'il permet notamment à un lauréat de l'examen d'aptitude, à un magistrat effectif ou à un stagiaire judiciaire qui ne recueille qu'un avis favorable, de supplanter la candidature d'un juge suppléant qui recueillerait un avis unanime et très favorable.
Het beginsel van de absolute voorrang, vastgelegd in artikel 3, tweede lid, van de wet van 9 juli 1997, overschrijdt immers de juiste evenredigheid doordat het onder meer een geslaagde voor het bekwaamheidsexamen, een werkend magistraat of een gerechtelijk stagiair die slechts een gunstig advies krijgt, toestaat de kandidatuur van een plaatsvervangend rechter die een unaniem gunstig advies zou krijgen, te verdringen.