6. observe que dans l'une des affaires mentionnées au paragraphe 5, le Tribunal de la fonction publique de l'Union européenne a tranché en faveur du requérant (affaire F-58/10, arrêt du 18 septembre 2012), a annulé la décision de l'Agence du 16 octobre 2009 d
e ne pas engager de procédures disciplinaires contre deux membres du personnel pour une allégation de harcèlement moral en raison de l'absence d'impartialité de la part de l'enquêteur et du refus de celui-ci de préserver l'anonymat des témoins, et lui a enjoint de verser des dommages et intérêts au requérant et de supporter les dépens; relève que, dans l'affaire F-112/10, le Tribuna
...[+++]l de la fonction publique a tranché en faveur de l'Agence mais la partie requérante a formé un pourvoi contre l'arrêt devant le Tribunal; fait observer que le jugement est en attente dans l'affaire F-38/12; 6. wijst erop dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie in een van de in paragraaf 5 genoemde zaken ten gunste van de verzoeker heeft geoordeeld (zaak F-58/10, arrest van 18 september 2012), het besluit van het Bureau van 16 oktober 2009 om tegen t
wee personeelsleden geen tuchtprocedure wegens een klacht over pesterijen in te leiden heeft vernietigd vanwege partijdigheid van de onderzoeker en zijn weigering om de anonimiteit van de getuigen te waarborgen, en het Bureau heeft gelast schadevergoeding aan de verzoeker en de proceskosten te betalen; wijst erop dat het Gerecht in zaak F-112/10 ten gunste van het Bureau heeft
...[+++]geoordeeld maar dat de verzoeker bij het Gerecht hoger beroep tegen het arrest heeft ingesteld; merkt op dat zaak F-38/12 nog hangende is;