Art. 28. § 1. En cas de faute grave et caractérisée ou de mauvaise foi manifeste du débiteur ou d'un de ses organes, le tribunal peut, à la demande de tout intéressé ou du ministère public et dans le jugement qui ouvre la procédure de réorganisation judiciaire ou dans un jugement ultérieur, le débiteur entendu et le juge délégué entendu dans son rapport, leur substituer pour la durée du sursis un administrateur provisoire chargé d'administrer l'entreprise de la personne physique ou de la personne morale.
Art. 28. § 1. Als de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijke grove fout hebben begaan of blijk geven van kennelijke kwade trouw, kan de rechtbank op verzoek van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie in het vonnis dat de procedure van de gerechtelijke reorganisatie opent of in een later vonnis, na de schuldenaar en het verslag van de gedelegeerd rechter te hebben gehoord, voor de duur van de opschorting een voorlopige bestuurder aanstellen die hen vervangt en belast wordt met het bestuur van de onderneming van de natuurlijke persoon of van de rechtspersoon.