Les parties requérantes citent encore trois arrêts par lesquels la
Cour de cassation a jugé, le 21 décembre 2009, que « la question de la proportionnalité doit être appréciée en chaque cas à la lumièr
e des circonstances particulières de l'espèce » et que « pour déterminer si l'atteinte portée aux droits fondamentaux est admissible au regard de l'article 6, § 1, il importe d'examiner, conformément à la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme, si la personne contre laquelle l'immunité d'exécution est invoquée dispose d
...[+++]'autres voies raisonnables pour protéger efficacement les droits que lui garantit la Convention » (Cass., 21 décembre 2009, Pas., 2009, n° 768, n° 769 et n° 773).De verzoekende partijen halen eveneens drie arresten aan waarbij het Hof
van Cassatie op 21 december 2009 heeft geoordeeld dat « de vraag van de evenredigheid in elk geval apart moet worden onderzocht in het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak » en dat, « om te bepalen of de aantasting van de grondrechten aanvaardbaar is in het licht van artikel 6.1, [...] overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, onderzocht [moet] worden of de persoon tegen wie de immuniteit van tenuitvoerlegging aangevoerd wordt, over andere redelijke rechtsmiddelen beschikt om de hem bij het Verdrag gewaarborgde rec
...[+++]hten op een efficiënte wijze te vrijwaren » (Cass., 21 december 2009, Arr. Cass., 2009, nrs. 768, 769 en 773).