Etant donné que par l'effet de la disposition en cause, les personnes handicapées qui cohabitent avec un parent ou un allié jusqu'au troisième degré ne forment pas un ménage, elles appartiennent à la catégorie A définie à l'article 4 de l'arrêté royal du 6 juillet 1987 et perçoivent le montant de base fixé à l'article 6 de la loi du 27 février 1987, quel que soit le revenu du parent ou de l'allié avec qui elles cohabitent.
Vermits, ten gevolge van de in het geding zijnde bepaling, personen met een handicap die samenwonen met een bloed- of een aanverwant tot in de derde graad geen huishouden vormen, behoren zij tot de in artikel 4 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 omschreven categorie A en ontvangen zij het in artikel 6 van de wet van 27 februari 1987 bepaalde basisbedrag, ongeacht het inkomen van de bloed- of aanverwant met wie ze samenwonen.