Le Conseil des ministres souligne que les lois coordonnées le 3 juin 1970 visent aussi bien la prévention des maladies professionnelles que l'indemnisation de celles-ci, que la nécessité de prévention est également dictée par des accords internationaux, en particulier la Convention n° 121 de l'Organisation internationale du travail, et qu'un équilibre est recherché entre, d'une part, la prévention, la victime étant incitée à surveiller sa santé et à faire détecter une éventuelle maladie professionnelle et, d'autre part, l'indemnisation, grâce à la reconnaissance d'une rétroactivité relativement longue dans l'octroi des prestations.
De Ministerraad benadrukt dat de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten zowel de preventie van beroepsziekten als de vergoeding ervan beogen, dat de nood aan preventie ook is ingegeven door internationaalrechtelijke akkoorden, inzonderheid het Verdrag nr. 121 van de Internationale Arbeidsorganisatie, en dat een evenwicht is nagestreefd tussen, enerzijds, de preventie, waarbij het slachtoffer wordt aangezet om zijn gezondheid op te volgen en een mogelijke beroepsziekte te laten detecteren, en, anderzijds, de schadeloosstelling, dankzij een relatief lange terugwerkende kracht bij het verlenen van de prestaties.