Dans le huitième moyen (articles 49, §§ 1 et 2, et 84 du décret attaqué), les parties requérantes allèguent que la production d'un diplôme de master en droit constitue une condition minimale pour pouvoir exercer une fonction juridictionnelle, à tout le moins une condition minimale pour pouvoir exercer une fonction juridictionnelle de juge unique.
In het achtste middel (artikelen 49, §§ 1 en 2, en 84 van het bestreden decreet) zijn de verzoekende partijen van oordeel dat het voorleggen van een diploma van master in de rechten een minimale voorwaarde is om een rechterlijk ambt te kunnen uitoefenen, minstens alvast een minimale voorwaarde om een rechterlijk ambt als alleenrechtsprekend rechter te kunnen uitoefenen.