Les parties intervenantes soutiennent que l'annulation de ces dispositions, en ce qu'elle aurait pour effet que les juridictions belges puissent, le cas échéant, être saisies à nouveau de plaintes dont elles avaient été ou auraient dû être dessaisies en application de la disposition annulée, est contraire aux articles 12, alinéa 2, de la Constitution, 7.1 de la Convention européenne des droits de l'homme et 15.1 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, qui établissent les principes de légalité et de non-rétroactivité en matière pénale.
De tussenkomende partijen betogen dat de vernietiging van die bepalingen, in zoverre zij tot gevolg zou hebben dat aan de Belgische rechtscolleges, in voorkomend geval, opnieuw klachten kunnen worden voorgelegd die met toepassing van de vernietigde bepaling aan hen onttrokken zijn geweest of hadden moeten worden, strijdig is met artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 15.1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin de beginselen van wettigheid en niet-retroactiviteit in strafzaken zijn vastgelegd.