Plus particulièrement, on a fait valoir que la Convention de Rome constitue « le complément logique » de la Convention de Bruxelles concernant la compétence judiciaire et qu'elle « réclame plus que toute autre » une uniformité d'interprétation « en raison du nombre de dispositions cadres qu'elle énonce et des nombreuses notions juridiques indéfinies auxquelles elle fait appel » (17).
Meer bepaald werd geantwoord dat het IPR-Verdrag « het logische complement » is van het Verdrag van Brussel over de rechterlijke bevoegdheid en dat « juist het Europees IPR-Verdrag een uniforme interpretatie behoeft, omdat het een groot aantal kadervoorschriften en onbepaalde rechtsbegrippen bevat » (17).
