L'expulsion visée à l'article 1344ter , § 1 , ne peut être exécutée qu'après un délai d'un mois suivant la signification du jugement, à moins que le bailleur ne prouve l'abandon du bien ou que le juge ne prolonge ou réduise ce délai à la demande du preneur ou du bailleur qui justifie de circonstances exceptionnelles, telles que l'état de santé, la situation de famille ou de fortune de chacun d'eux, ainsi que des diligences que le preneur justifie avoir faites en vue de son relogement.
De uithuiszetting, bedoeld in artikel 1344ter , § 1, kan niet ten uitvoer worden gelegd dan na verloop van een termijn van een maand na de betekening van het vonnis tenzij de verhuurder het bewijs levert dat het goed verlaten is of tenzij de rechter op het verzoek van de huurder of de verhuurder die het bewijs levert van buitengewone omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand, de gezinstoestand of de vermogenstoestand van elk van hen, alsmede van de door de huurder aangetoonde pogingen om een nieuwe woning te vinden, deze termijn verlengt of inkort.