Mme van Kessel partage également la préoccupation que traduisent les amendements nº 3 et 56, mais attire l'attention sur le fait qu'à certaines fins bien déterminées qui de son point de vue justifient également la création d'embryons, on doit pouvoir avoir recours à des ovules pour mener à bien la recherche nécessaire.
Mevrouw van Kessel deelt eveneens de bezorgdheid die tot uiting komt in de amendementen nrs. 3 en 56, maar wijst erop dat voor sommige welomschreven doeleinden, die in haar visie ook de aanmaak van embryo's rechtvaardigen, men een beroep moet kunnen doen op eicellen om het vereiste onderzoek te kunnen voeren.