4. L'article 98, § 1, a, du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus viole-t-il les articles 10, 11 et 172 de la Constitution en tant qu'il fixe à hauteur de 200.000 FB la taxe due pour un véhicule, comme en l'espèce, d'une puissance de 155 kW, pour lequel une taxe de mise en circulation de 100.000 FB serait normalement due, au seul et unique motif que ce véhicule dépasse d'une unité les 17 chevaux fiscaux, alors que cette unité n'a aucun lien avec la puissance réelle du véhicule ?
4. Schendt artikel 98, § 1, a, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijksgestelde belastingen de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre het een voertuig zoals in casu met een vermogen van 155 kW, waarop normaal een belasting op de inverkeerstelling verschuldigd is van 100.000 BEF, belast aan 200.000 BEF louter en alleen omdat het 1 P.K. meer heeft dan 17 P.K., terwijl die ene P.K. meer geen enkel verband houdt met het reële vermogen van dit voertuig ?