Art. 51. Les obligations mises à charge de l'exploitant par les chapitres 3, 4 et 10 et par les articles 30, 1°, et 55 subsistent après que le programme de garantie ait pris fin, que cette fin soit générale ou concerne spécifiquement l'exploitant.
Art. 51. De verplichtingen die in hoofdstukken 3, 4 en 10 en in artikels 30, 1°, en 55 aan de exploitant opgelegd worden, blijven bestaan nadat het waarborgprogramma stopgezet werd, ongeacht of dit algemeen of specifiek voor de exploitant gebeurde.