En effet, il résu
lte clairement de l'exposé des motifs que l'article 43 à été conçu uniquement pour l'hypothèse des peines privatives de trois ans ou moins — actuellement soumises au régime de la libération provisoire — et non pour celle des peines privatives de liberté de plus de trois ans pour lesquelles l'article 4, § 5, alinéa 2, de la
loi du 5 mars 1998, précitée, prévoit, de manière plus complète que l'article 43 de l'avant-projet, que les conditions particulières « se rapportent à la réinsertion sociale du condamné, à la protec
...[+++]tion de la société et aux intérêts de la victime.
Uit de memorie van toelichting blijkt immers duidelijk dat artikel 43 enkel bedoeld is voor vrijheidsbenemende straffen van drie jaar of minder — waarvoor thans de regeling betreffende voorlopige invrijheidstelling geldt — en niet voor vrijheidsbenemende straffen van meer dan drie jaar, met betrekking tot welke artikel 4, § 5, tweede lid, van de genoemde wet van 5 maart 1998 bepaalt — en het is wat dat betreft vollediger dan artikel 43 van het voorontwerp — dat de bijzondere voorwaarden « betrekking (hebben) op de sociale reïntegratie van de veroordeelde, op de bescherming van de maatschappij en op de belangen van het slachtoffer.