Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «l'arrêt n° 68 2017 » (Français → Néerlandais) :

Extrait de l'arrêt n° 68/2017 du 1 juin 2017

Uittreksel uit arrest nr. 68/2017 van 1 juni 2017


Par son arrêt n° 68/2014 précité, la Cour a jugé que l'article 134 du CIR 1992, tel qu'il était applicable à l'exercice d'imposition 2007, porte atteinte à la liberté fondamentale que constitue la libre circulation des travailleurs garantie par l'article 45 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne et, par conséquent, n'est pas compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution.

Bij zijn voormelde arrest nr. 68/2014 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 134 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was op het aanslagjaar 2007, afbreuk doet aan het vrije verkeer van de werknemers, als fundamentele vrijheid gewaarborgd bij artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en derhalve niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.


SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION INTEGRATION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE ET ECONOMIE SOCIALE - 13 JUILLET 2017. - Circulaire relative à l'arrêt n° 61/2017 de la Cour constitutionnelle du 18 mai 2017 concernant l'article 57sexies de la loi du 8 juillet 1976 organique des CPAS

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE - 13 JULI 2017. - Omzendbrief betreffende arrest nr. 61/2017 van het Grondwettelijk Hof van 18 mei 2017 betreffende artikel 57sexies van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's


Le 18 mai 2017, la Cour constitutionnelle a rendu l'arrêt n° 61/2017.

Op 18 mei 2017 heeft het Grondwettelijk Hof arrest nr. 61/2017 gewezen.


Par ses arrêts n 68/2015, 69/2015 et 70/2015 du 21 mai 2015, la Cour a reconsidéré, dans son ensemble, sa jurisprudence relative à la répétibilité des frais et honoraires d'avocat dans les litiges portés devant le juge civil et opposant une autorité publique agissant dans l'intérêt général à un particulier.

Bij zijn arresten nrs. 68/2015, 69/2015 en 70/2015 van 21 mei 2015 heeft het Hof zijn rechtspraak met betrekking tot de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van advocaten in de geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, in haar geheel heroverwogen.


La Cour a cependant, par la suite, estimé « nécessaire de revenir sur une partie de sa jurisprudence » en considérant qu'il s'imposait de « reconsidérer, dans son ensemble, la question de la répétibilité des frais et honoraires d'avocats dans les litiges portés devant le juge civil et opposant une autorité publique agissant dans l'intérêt général et un particulier » (arrêt n° 68/2015 du 21 mai 2015, B.9.2 et B.9.3; arrêt n° 70/2015 du 21 mai 2015, B.9.2 et B.9.3).

Het Hof heeft het vervolgens echter « noodzakelijk » geacht « terug te komen op een deel van zijn rechtspraak » door te oordelen dat « de kwestie van de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van advocaten in de geschillen voor de burgerlijke rechter tussen een overheid die in het algemeen belang optreedt en een particulier, in haar geheel » diende « te worden heroverwogen » (arrest nr. 68/2015 van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3; arrest nr. 70/2015 van 21 mei 2015, B.9.2 en B.9.3).


Ce faisant, elle a, entre autres, jugé que l'article 1017, alinéa 1, lu en combinaison avec les articles 1018, 6°, et 1022 du Code judiciaire, devait être interprété comme n'empêchant pas que l'officier de l'état civil succombant à l'issue de l'examen d'un recours exercé en application de l'article 167 du Code civil soit condamné au paiement de l'indemnité de procédure au profit des personnes ayant introduit ce recours (arrêt n° 68/2015, B.12).

Aldus heeft het, onder meer, geoordeeld dat artikel 1017, eerste lid, in samenhang gelezen met de artikelen 1018, 6°, en 1022, van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin diende te worden geïnterpreteerd dat het niet belet dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die in het ongelijk wordt gesteld na afloop van het onderzoek van een beroep ingesteld met toepassing van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, wordt veroordeeld tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de personen die dat beroep hebben ingesteld (arrest nr. 68/2015, B.12). ...[+++]


Extrait de l'arrêt n° 68/2016 du 11 mai 2016 Numéro du rôle : 6315 En cause : le recours en annulation de l'article 19quater, alinéa 2, du décret de la Communauté flamande du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves, introduit par Marianne de Moffarts.

Uittreksel uit arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 Rolnummer : 6315 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 19quater, tweede lid, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, ingesteld door Marianne de Moffarts.


Par ordonnance du 16 septembre 2015, la Cour a décidé que les affaires n'étaient pas en état et a invité toutes les parties à faire connaître, dans un mémoire complémentaire à introduire le 16 octobre 2015 au plus tard et dont elles feraient parvenir une copie aux autres parties dans le même délai, leur point de vue concernant l'influence de la jurisprudence de la Cour formulée dans les arrêts n 68/2015,69/2015 et 70/2015, du 21 mai 2015, sur les présentes affaires.

Bij beschikking van 16 september 2015 heeft het Hof beslist dat de zaken niet in staat van wijzen waren, en heeft het alle partijen uitgenodigd om in een uiterlijk op 16 oktober 2015 in te dienen aanvullende memorie, waarvan zij een kopie moesten laten toekomen aan de andere partijen binnen dezelfde termijn, hun standpunt te bepalen over de invloed van de rechtspraak van het Hof in de arresten nrs. 68/2015, 69/2015 en 70/2015 van 21 mei 2015 op de onderhavige zaken.


Dans son arrêt n° 68/2014 du 24 avril 2014, la Cour constitutionnelle a jugé que "l'article 134 du Code des impôts sur les revenus 1992 viole les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 45 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne (libre circulation des travailleurs)".

In zijn arrest nr. 68/2014 van 24 april 2014 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld: "Artikel 134 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (vrij verkeer van werknemers)".




D'autres ont cherché : extrait de l'arrêt     l'arrêt n° 68 2017     son arrêt     arrêt n° 68 2014     relative à l'arrêt     juillet     rendu l'arrêt     mai     ses arrêts     arrêts n 68 2015     arrêt     arrêt n° 68 2015     recours arrêt     l'article     l'arrêt n° 68 2016     dans les arrêts     septembre     dans son arrêt     


datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

l'arrêt n° 68 2017 ->

Date index: 2022-10-30
w