2. L'article 6 de la loi du 19 mars 1991 portant un régime de licenciement particulier pour les délégués du personnel aux conseils d'entreprise et aux comités de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail, ainsi que pour les candidats délégués du personnel, combiné avec l'article 5, § 3, de la même loi viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution combinés avec l'article 6 de la Convention europée
nne des droits de l'homme en ce qu'il fait courir, pour les délégués du personnel, le délai de 3 jours ouvrables pour saisir le Président du Tribunal du travail selon les formes du référé, à dater du jour qui suit celui o
...[+++]ù le Président du tribunal du travail a rendu la décision visée à l'article 5, § 3, soit une date qui n'est ni certaine ni portée à la connaissance de son destinataire alors que le point de départ du même délai d'action pour le candidat non élu prend cours à dater du jour qui suit l'échéance de la période de négociation prévue à l'article 5, § 1, soit une date fixe ?2. Schendt artikel 6 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, in samenhang gelezen met artikel 5, § 3, van dezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in zoverre het, voor de personeelsafgevaardigden, de termijn van drie werkdagen om de zaak bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig
te maken volgens de vormen van het kort geding ...[+++], laat lopen vanaf de dag volgend op die waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de bij artikel 5, § 3, bedoelde beslissing heeft genomen, zijnde een datum die geen vaste datum is, noch ter kennis wordt gebracht van de geadresseerde ervan, terwijl, voor de niet-verkozen kandidaat, dezelfde termijn om een vordering in te stellen loopt vanaf de dag volgend op het verstrijken van de onderhandelingsperiode bedoeld in artikel 5, § 1, zijnde een vaststaande datum ?