Lorsqu'il est amené à apprécier la compatibilité d'un plan de réorganisatio
n judiciaire avec l'ordre public (article 55, § 3, de la loi du 31 janvier 2
009, remplacé par l'article 28 de la loi du 27 mai 2013), le tribunal de commerce doit vérifier si les différences de traitement entre créanciers prévues par le plan sont « fonctionnelles, c'est-à-dire axées sur le maintien de l'entreprise en tant qu'entité économique » (Doc. parl., Chambre, 2012-2013, DOC 53-2692/001, p. 24), si la « répartition des charges entre l
...[+++]a communauté [...] et certains créanciers » est suffisamment liée au « sauvetage d'une activité économique qui sert l'intérêt général » (ibid., pp. 24-25), et si les différences de traitement ne s'expliquent pas seulement par la nécessité d'obtenir l'approbation du plan par une majorité de créanciers (ibid., p. 25) sans égard à la volonté d'assurer le « sauvetage fondamental de l'entreprise » (ibid., p. 25).Wanneer zij ertoe wordt gebracht de verenigbaarheid van een plan van gerechtelijke reorganisa
tie met de openbare orde te beoordelen (artikel 55, § 3, van de wet van 31 januari 2
009, vervangen door artikel 28 van wet van 27 mei 2013), dient de rechtbank van koophandel na te gaan of de in het plan opgenomen verschillen in behandeling onder schuldeisers « functioneel zijn, dit is afgestemd op het behoud van de onderneming als economische entiteit » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2692/001, p. 24), of er een voldoende band bestaat tu
...[+++]ssen de « spreiding van de lasten tussen de gemeenschap [...] en bepaalde schuldeisers » en « de redding van een economische activiteit die het algemeen belang dient » (ibid., pp. 24-25), en of de verschillen in behandeling niet alleen te verklaren zijn door de noodzaak om de goedkeuring van het plan door een meerderheid van de schuldeisers te verkrijgen (ibid., p. 25) ongeacht de wil om de « fundamentele redding [...] van de onderneming » te verzekeren (ibid., p 25).