Si l'élève ou l'étudiant appartient à une unité de vie avec une personne physique telle que visée à l'article 34, § 1, 2° et si dans cette unité de vie vivent également une ou plusieurs personnes non apparentées de cette personne physique, un point est déduit pour le calcul des plafonds et planchers de revenus, à moins que ces personnes non apparentées ne disposent pas des moyens financiers tels que visés à l'article 35, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° et 7°.
Als de leerling of student deel uitmaakt van een leefeenheid met een natuurlijke persoon zoals bedoeld in artikel 34, § 1, 2°, en er in deze leefeenheid tevens één of meerdere niet-verwanten zijn, wordt er voor de berekening van de minimum- en de maximuminkomensgrenzen een punt afgetrokken, tenzij deze niet-verwanten niet beschikken over financiële middelen zoals bedoeld in artikel 35, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°.