Les fonctionnaires supérieurs doivent, en principe, réussir un examen de connaissance suffisante de la seconde langue; les fonctionnaires inférieurs, à l'exception du personnel de métier et ouvrier, doivent également réussir un examen de connaissance élémentaire de l'autre langue pour pouvoir être nommés.
De hogere ambtenaren dienen in de regel te slagen voor een examen over de voldoende kennis van de tweede taal; de lagere ambtenaren, met uitzondering van het vak- en werkliedenpersoneel, dienen eveneens voor hun benoeming minstens te slagen in een examen over de elementaire kennis van de andere taal.